Special: Op weg naar Arkham Knight – De grote verstedelijking – Dat Rocksteady voor het vervolg op Arkham Asylum het titulaire eiland zou inruilen voor het imposante Gotham, had zelfs het kleinste kind kunnen voorspellen. Wie tijdens zijn tocht door het gekkenhuis overigens goed alle hoeken en gaten van het complex onderzocht, had zomaar even een plattegrond van Batmans volgende speelterrein kunnen vinden, stiekem verborgen achter een onopvallende muur in het kantoor van de directeur. Ik moet toegeven dat ik me bij de aankondiging van Arkham City zorgen maakte over de grotere spelwereld. Dromen over grootheidswaanzin en een flop van Spider-Man-achtige proporties verstoorden mijn nachtrust. Nergens voor nodig, uiteraard. Ik heb destijds op PSFocus Batman: Arkham City bestempeld met een hallucinante score van 98% en daar sta ik nog steeds achter.

Criminal Town

Na de heisa in Batman: Arkham Asylum zijn de autoriteiten in Gotham City het over één ding eens: dat versleten pand op dat kleine rotseilandje is, hoe imposant het er ook uitziet, niet voldoende om de superschurken die Batman in de boeien slaat in bedwang te houden. De directeur van het gekkenhuis, ene Quincy Sharp, ziet zijn kans schoon om zijn campagne voor burgemeester extra kracht bij te zetten en komt met een gewaagd voorstel. Een paar jaar later draagt Sharp het machthebbende sjaaltje en is een deel van Gotham leeggeruimd en afgebakend als gevangenis-de-luxe. Alle criminelen gaan zonder boe of bah naar binnen en mogen het dan verder zelf uitzoeken. En wanneer Bruce Wayne zijn bezorgdheid publiekelijk uit, wordt de brave multimiljonair zelf ook in Arkham City opgesloten.

Je moet het Rocksteady nageven; de dames en heren die hier werken, weten hoe ze Batman op een min of meer plausibele manier in de ring kunnen krijgen met zijn grootste tegenstanders. Toen ik het concept destijds hoorde, kon ik mijn opwinding amper in bedwang houden. De schaalgrootte werd uiteraard vergroot ten opzichte van het vorige deel, maar Arkham City verdronk niet in één of ander superioriteitscomplex. Batman op een eiland de grootte van Manhattan droppen zag ik persoonlijk niet goed komen. Hem vrij spel geven in enkele netjes afgesloten stadswijken? Dat zou wel eens een meesterzet kunnen zijn. En jawel, de stadsgevangenis was omvangrijk, maar bleef nog steeds enigszins beperkt, zodat de wereld opnieuw volgestouwd kon worden met details en easter-eggs allerhande.

Kijk eens wie we daar hebben!

Misschien is dit het juiste moment om jullie even te waarschuwen voor spoilers. Dit is tenslotte een artikel waarin ik terugblik op wat wel eens de beste superheldengame ooit zou kunnen zijn, en om deftig te kunnen mijmeren over mijn avonturen in Arkham City, zou ik graag niet te veel op mijn woorden letten. Rocksteady pakte destijds in Arkham Asylum uit met een handvol slechteriken om U tegen te zeggen, maar hield nog meerdere azen klaar in zijn mouw om een eventueel vervolg ook te verzadigen. En reken maar dat we tijdens Arkham City verzadigd werden. Laat ons beginnen aan de goede kant. Het feit dat je aanvankelijk Bruce Wayne in businessoutfit onder je duimen krijgt, vond ik al prachtig. Daar was-ie dan: de man onder het masker. En was er echt niemand die zijn vierkante kin herkende?

Team Batman werd ook verder op meerdere vlakken uitgebouwd. Zo was het niet Oracle, maar Bruce Waynes trouwe butler Alfred, die ervoor zorgde dat je uiteindelijk toch je vertrouwde vleermuispak kon aantrekken. Oracle bleef wel de stem-aan-de-andere-kant-van-de-lijn, terwijl zelfs sterreporter Vicky Vale haar opwachting maakte, zij het als een veredelde jonkvrouwe die dringend nood had aan een helpende hand. Is er iemand die niet juichte wanneer Robin – in een stoere versie, zowaar! – opdook en enkele ninja’s hardhandig liet kennismaken met zijn stok? En dan zwijg ik nog over de sensuele Catwoman-levels, die niet alleen een heel aparte spelervaring boden, maar ook nog eens heel wat toevoegden aan het op zichzelf al bijzonder sterke verhaal. Petje af, Rocksteady. Petje af.

Teveel om op te noemen

De organische manier waarop de ontwikkelaar alle helden in de game verwerkte, verdient een eervolle vermelding. Nog meer onder de indruk was ik echter van het stapeltje slechteriken dat zich één voor één kwam aandienen, zonder dat hun optreden geforceerd overkwam. Hugo Strange zwaaide de plak binnen Arkham City en het werd al snel duidelijk dat hij met een sinister plan een einde wilde maken aan heel wat onschuldige levens. De Joker leed ondertussen nog altijd onder het zware pak slaag dat hij van Batman kreeg op het einde van de vorige titel. De moordlustige clown is stervende en zorgt ervoor dat onze held hetzelfde gif in zijn aderen krijgt, waardoor beide aartsvijanden plots een gemeenschappelijk doel krijgen. Het gewaagde einde van deze verhaallijn joeg terecht een schokgolf door comicland.

Daar stopte het echter niet bij. Op je kruistocht door Arkham City heen kom je onder andere Penguin en Two-Face tegen, die allebei aan het hoofd staan van één van de vele gangs die in de straten van de gevangenis vechten om aan de macht te komen. Halverwege het spel duikt ook Mr. Freeze op, zoals altijd zoekend naar een manier om zijn geliefde van de dood te redden. Het baasgevecht met deze laatstgenoemde snoodaard was uiterst memorabel doordat de wandelende ijskast zich tijdens het duel continu aanpaste aan jouw strategie, waardoor je telkens weer op zoek moest naar een nieuwe manier om zijn levensbalk aan te tasten. De trip door de riolen, waar je eerst een glimp opvangt van Killer Croc om vervolgens een psychedelische strijd aan te binden met Ra’s Al Ghul, is me ook goed bijgebleven.

Eerlijk? Het zijn er haast teveel om op te noemen. Solomon Grundy zorgde in een intieme tête-à-tête voor bezwete voorhoofden, terwijl een goed verborgen cameo van Scarecrow menig gamer richting het plafond stuurde met een schrikmoment om U tegen te zeggen. De vele zijmissies presenteerden ook allerlei kleurrijke figuren. Wat dacht je bijvoorbeeld van Azraëls omineuze waarschuwingen? Of van Calendar Man, die op bepaalde feestdagen plots een heel nieuwe boodschap voor je had. Een ontmoeting met de Mad Hatter stond dan weer garant voor een dronken trip zonder de obligatoire kater de volgende dag, terwijl de ultieme creep Husk zowaar op mijn maagspieren werkte met zijn Frankenstein-esque Bruce Wayne-vermomming. Oh ja, Poison Ivy en Bane maken eveneens hun (her)opwachting.

Het gevoel dat je écht ‘daar’ bent

Weinig games kunnen je doen vergeten dat je eigenlijk maar achter je TV zit met een veredelde afstandsbediening in je handen. Rocksteady slaagde met Arkham City echter wel in die opzet, en met glans. De wereld in Arkham City voelt doorleefd aan en de personages maken fysiek zoveel indruk dat je het idee hebt dat ze daar echt rondlopen. Ik plagieer even mijn eigen recensie – die inmiddels toch niet meer online staat – wanneer ik zeg dat je haast spontaan begon te rillen wanneer je over de bevroren baai gleed, bijna je neus ophaalde voor de stank die in een verlaten metaalfabriek zou moeten hangen en spontaan je oksels begon na te kijken op okselvijvers wanneer je Poison Ivy ontmoette in een soort geïmproviseerde serre. Jongens toch, wat heb ik indertijd genóten van Arkham City; ik verdronk zowaar in elk detail dat de wereld rijk was en zou dat met plezier opnieuw doen.

De belangrijkste reden dat de succesformule ook in Arkham City zo goed werkte, is dat Rocksteady er als geen ander in slaagt om spelers het gevoel te geven dat zij – en zij alleen – de enige echte Batman zijn. Geen losers in “hockeypants”, maar de enige echte Bruce Waynes in een staalhard vleermuizenpak. De stealth-mogelijkheden werden aangevuld met extra opties, de riem van de superheld kreeg extra opslagruimte voor een nieuwe vrachtlading aan unieke gadgets, het vechtsysteem werd getweakt zodat je nu ook zonder problemen meerdere vijanden tegelijkertijd een lesje in zelfverdediging kan geven, en de detectivemodus kreeg een welverdiende schop onder het achterwerk. Ik herinner me onder andere nog dat ik op een gegeven moment achter Deadshot – een sluipschutter die ook in Arrow het nodige stof deed opwaaien – aan ging door het traject van zijn kogels te volgen. Meesterlijk.

Niets is wat het lijkt

En dan zijn we aan het einde van deze lofzang aangekomen. Le moment suprême. Het moment waarop mijn kin spontaan de grond raakte met een galmende ‘klang!’ waar elke aanwezige huisgenoot prompt een meter van in de lucht sprong. En eveneens de grootste spoiler die je je maar kan indenken: ik heb uiteraard over de onthulling van BioShock-achtige proporties die Rocksteady schijnbaar nonchalant uit zijn hoge hoed tovert in het laatste halfuur van de game. Toen ik erachter kwam dat de Joker al die tijd al nagebootst werd door niemand minder dan Clayface, kon ik mijn geluk niet op. En wanneer vervolgens de échte Joker zowaar het loodje legt, had ik moeite om mijn gevoelens onder woorden te brengen. Je moet het maar durven, zo’n iconisch personage de dood injagen. Rocksteady, breng hem alstublieft niet terug in Arkham Knight. Dit was hét perfecte einde voor dé perfecte slechterik.

Helaas moeten we voor het laatste deel van deze ‘trip down memory lane’ het aantal superlatieven wat terugschroeven en opteren voor een meer nuchtere blik. Maar dat zijn zorgen voor de volgende keer. Wordt vervolgd!