De PlayStation 3 had bij de lancering een prijskaartje van €599. Daarmee was de console erg prijzig en zelfs met dat bedrag maakte Sony nog verlies per verkochte unit. Dit kwam door de destijds revolutionaire Blu-ray drive en de Cell-processor, welke 1 miljard had gekost om te ontwikkelen.

Om de consumenten niet af te schrikken kozen ze voor een constructie waarbij ze per verkochte console verlies leden, wat weer terugverdiend zou worden via de verkoop van games. Elke verkochte game levert Sony namelijk een klein bedrag op en met miljoenen games die verkocht werden was dat te compenseren.

Een dergelijk scenario opperden we in een eerder artikel ook voor PlayStation VR, alvorens de prijs bekend werd gemaakt. Toen Sony deze prijs vorige week dinsdag onthulde, bleek deze alles mee te vallen met een bedrag van €399.

Yoshida heeft in een interview met de Kinda Funny podcast iets meer openheid van zaken gegeven en hieruit blijkt dat Sony van koers is veranderd. Sony heeft niet meer de intentie om hardware tegen verlies te verkopen, want dat zou een negatieve invloed hebben op andere activiteiten.

“But we didn’t want to lose money selling hardware, because we are a commercial company… but more importantly, if we are losing money selling hardware, then we cannot generate money to support software development, or provide assistance to consumers, or for promotions. We don’t have to make a lot of money from selling hardware, but we don’t want to put ourselves in a position to lose money by selling hardware, which would limit our other activities.

“So I am very relieved that we were able to accomplish all of this, and hopefully, that will help accelerate the adoption of this new exciting medium.”

Dat is een interessante uitspraak, want dat gaat in werkelijkheid breder dan alleen PlayStation VR. Door hardware tegen verlies te verkopen ontstaat de situatie dat er geen geld binnenkomt. Dit geld zou normaal gebruikt kunnen worden om software te ontwikkelen, assistentie te bieden aan consumenten en voor promoties.

Met name het eerste, de software, is een belangrijk aspect. PlayStation VR zal immers alleen echt een succes kunnen worden op het moment dat er voldoende content voor verschijnt en de consument dus geïnteresseerd blijft. Iets waar dat duidelijk niet bij is gelukt is de PlayStation Vita.

De kanttekening die Yoshida hierbij plaatst is wel dat ze niet enorm veel hoeven te verdienen op de hardware, zolang het maar iets is. Dat is immers altijd beter dan per definitie verlies draaien.

De volgende vraag die hieruit ontstaat is natuurlijk hoe Sony het voor elkaar heeft gekregen om de kosten te drukken van PlayStation VR. Door de virtual reality headset voor €399.- aan te bieden zitten alle kosten die Sony moet maken onder dat bedrag. Dat is niet alleen de hardware op zichzelf, ook de onderzoeks- en ontwikkelingskosten moeten hier uitgehaald worden.

“And then, we looked at the cost, and we relied on our capable hardware team- they’ve been making hardware for the longest time, and we have resources at Sony to work with, to be able to create the system and source the high tech components for us to be able to sell at a reasonable price, our target price that we had in mind.”

Dat is echter opgevangen door het hardware team dat uitstekend in staat is om de best mogelijke resultaten te boeken tegen de laagste kosten. Dit levert uiteindelijk een gunstig prijskaartje op. De enige concessie die wel gemaakt is, is dat PlayStation VR in technisch opzicht enigszins onder doet voor concurrenten als de Oculus Rift en HTC Vive.