Column: Ik heb frustratie nodig – “Argh, wat een klotenspel is het toch ook!” is een uitspraak die ik de laatste tijd regelmatig terug hoor tijdens het spelen van bijvoorbeeld Rayman: Legends. Veelal wordt deze zin een poosje later opgevolgd door een kreet van opluchting en trots; “Wat goed!”, “Eindelijk!” of “Wat een heerlijk frustrerend spelletje”, zijn hier zeer goede voorbeelden van. De voornaamste reden hiervan is de trial & error gameplay die het voor mij zeer aantrekkelijk maakt om te spelen. Naar mijn gevoel wordt deze manier van spelen tegenwoordig veel te weinig in games toegepast.

Veelal focussen games zich anno 2016 op een goed verhaal, waanzinnige graphics of een mix van beide. Maar liever wil ik weer terug naar de tijd van het ellenlang opnieuw proberen en het stapvoets doorkrijgen van ‘het patroon’ van het level of de eindbaas. Naar mijn gevoel ligt de essentie van deze ‘heerlijke’ frustratie dan ook in de beginselen der games. Ik zal vast niet de enige persoon zijn geweest die als kotertje een Engelstalige game voor zijn verjaardag kreeg, om vervolgens iedere mogelijke vierkante pixel uit te wonen en zo stukje bij beetje weer een stapje verder te komen in de game. Uiteraard is in de loop der jaren mijn taalkennis aardig opgeschroefd, maar toch kijk ik met veel verbazing en trots terug op de tijd waarin ik mij nog lekker kon vermaken met deze eerder genoemde trial & error gameplay.

Zelf ben ik ook gestaag meegegaan in de tijd en heb ik mij in de afgelopen jaren uitstekend vermaakt met de vele toppers die de revue zijn gepasseerd, totdat ik onlangs Rayman: Legends heb aangeschaft. Deze game is al enkele jaren uit, maar tot op heden had ik deze helaas nog niet gekocht. Deze game heeft voor mij echter wederom een deur naar het verleden geopend, want deze game heeft mij zoveel meer frustratie gegeven dan menig andere game dat in de afgelopen tijd heeft gedaan.

Velen van jullie zullen de game ongetwijfeld ook in bezit hebben en met mij kunnen meepraten, maar toch wil ik dit graag nog even met jullie delen. De game begint zeer gemakkelijk met enkele standaardleveltjes om je te laten wennen aan de gameplay, tot men op den duur een grote middelvinger uit de achterzak tevoorschijn tovert en je na enkele levels lekker laat ploeteren. Zoals de reacties uit de eerste alinea je hebben doen laten geloven, zorgt deze game voor een soort haat-liefde relatie. Je bent blij met het nostalgische gevoel van Rayman en de vertrouwde gameplay, maar wanneer je vijftigtal keer dood gaat in een level, begin je langzaamaan te borrelen van binnen.

Het grote gros van de mensen zullen uiteraard op een gegeven moment de moed wel opgeven, maar iets in mijn lichaam – en die van mijn huisgenoten – zorgt voor die drang om het door te blijven spelen. Stapsgewijs verder komen, om vervolgens weer kapot te gaan op het volgende onverklaarbare obstakel. Deze game is een combinatie van schelden en tieren, maar er wordt voornamelijk ontzettend gelachen.

Gamen wordt vooral gezien om even lekker tot rust te komen of enige agressie kwijt te raken, maar op de een of andere manier vind ik het heerlijk wanneer mijn frustratie juist wordt opgewekt met games. Het halen van een hoge kill-death ratio op een shooter of een potje FIFA winnen biedt mij niet meer zoveel voldoening als voorheen. Wel word ik intens gelukkig wanneer ik na soms een uur koken en shaken eindelijk weer een Rayman level voltooi. Wellicht ben ik niet de enige die deze manier van gamen zo waardeert en ik ben dan ook zeer benieuwd welke game deze soort van frustratie in jullie naar boven haalt en hoe jullie daarmee omgaan.